Potentie benutten dankzij oog voor detail

Potentie benutten dankzij oog voor detail

‘Voor een goede melkproductie moet alles kloppen’, is Koen Nooijen van mening. Samen met zijn vrouw Laura melkt hij 130 koeien met genetisch veel potentie, die tot uitdrukking komt dankzij goed management. Het bedrijf in Coevorden is daarnaast CRV-testbedrijf.

Een voormalig akkerbouwbedrijf aan een vaartje in Coevorden werd in 2009 door Koen en Laura Nooijen omgetoverd tot melkveebedrijf. Het voormalig familiebedrijf van Koen Nooijen (52) in Deurne kreeg destijds een nieuwe bestemming. En hoewel het nooit makkelijk is om afscheid te moeten nemen van een plaats met veel familiegeschiedenis, bracht de verplaatsing ook nieuwe mogelijkheden met zich mee. ‘In Deurne hadden we 15 hectare in eigendom, hier konden we aan de slag op een locatie met toen 44 hectare grond. En omdat het een akkerbouwbedrijf was, moest er nog een stal gebouwd worden. Dat gaf ons de ruimte om het precies naar onze wensen in te richten’, blikt Nooijen terug op de periode van inmiddels al ruim vijftien jaar geleden. Aangezien de nieuwe locatie een goede 200 kilometer noordelijker ligt dan het oude bedrijf, wisten Koen en Laura dat ze het met zijn tweeën moesten rooien. ‘Er is geen vader die op de fiets even langs kan komen voor een paar klussen. Om daarnaast ook iets flexibeler te kunnen zijn – ik ga er bijvoorbeeld graag op uit om te wielrennen – hebben we gekozen voor robotmelken’, aldus de melkveehouder.
Tijdens een rondje door de stal wijst Nooijen aan waar hij specifiek rekening mee hield bij het ontwerp. Want zoals hij zelf zegt: ‘Je kunt het maar één keer goed doen.’ De lichtplaten in het dak zijn zo geplaatst dat de zon nooit op het voer of in de ligboxen valt. ‘Dat scheelt in de zomer. En de oudere koeien staan bewust aan de kant van de stal waar de zon minder binnenvalt. De jongere koeien kunnen wat beter met de warmte omgaan.’ Ook aan de diepstrooiselboxen is specifieke aandacht besteed. De vorm is zo bedacht dat er genoeg ruimte is voor de pens, zonder dat de koe tegen de stangen leunt. ‘Ik vind het geen probleem om dingen anders te doen, als dat betekent dat het in mijn ogen beter werkt.’

Twintig liter uit ruwvoer

Het oog voor detail dat in de bouwplannen naar voren kwam, hebben de veehouders ook in het management. ‘Ik zie mezelf vooral als koeienman. Voor mij betekent dat managementgericht boeren: met voeding en verzorging proberen we het meeste uit de koeien te halen.’ Als koeienman is Nooijen niet zo bezig met het machinewerk. Dat wil niet zeggen dat de ruwvoerwinning hem ontgaat. Op de 61 hectare grond verbouwen ze 41 hectare gras en 20 hectare mais. ‘Voor een goede melkproductie moet alles kloppen. Ruwvoer is daar een belangrijk voorbeeld van. Ik wil graag het maximale uit gras halen, het liefst een eerste snede van 45 à 50 procent droge stof als dat lukt.’
Voor het maken van de maiskuil gaat hij ook voor maximale benutting. ‘We kiezen voor maisrassen die hier goed passen. We kunnen telen op productieve grond, maar het is wel van belang om op tijd te kunnen oogsten, voordat de grond minder draagkracht heeft.’ Afgelopen jaar kwam de maiskuil uit op een vem-waarde van boven de 1000 vem. In het rantsoen gaat 23 kg gras en 28,5 kg mais – volgens Nooijens berekening produceren de koeien 21,6 liter meetmelk uit ruwvoer. Het rantsoen bevat daarnaast 4 kg grondstoffen met onder andere soja en mineralen. Alle melkgevende koeien krijgen hetzelfde rantsoen, wat in de robot wordt bijgestuurd met maximaal 7 kg krachtvoer.
De 130 koeien van Nooijen zitten op een gemiddelde productie van 12.600 kg melk met 4,38 procent vet en 3,60 procent eiwit. Dat vraagt om goed monitoren, wat Koen en Laura doen via het ‘meten is weten’-principe. ‘Goed management begint al bij de kalveren. Laura zorgt ervoor dat die een goede kwaliteit biest binnenkrijgen. Attentiekoeien hebben we op tijd in de gaten dankzij sensoren en elke koe krijgt minstens twee keer per jaar een preventieve klauwbehandeling’, verheldert Nooijen. ‘Verder gedijen koeien bij regelmaat: vóór negen uur ’s ochtends is alles gevoerd en is de ophaallijst van de melkrobots afgehandeld.’
Met goed management alleen kom je ver, maar niet bij de hoge producties en exterieurscores die de koeien in de stal in Coevorden hebben. ‘Ik ben altijd al een fokkerijliefhebber geweest’, geeft Nooijen aan. ‘Toen ik nog samenwerkte met mijn vader, die net zoveel passie heeft voor fokkerij als ik, liet hij op een gegeven moment de keuzes over aan mij. “Later worden het jouw koeien”, was zijn instelling en hij gaf me veel vrijheid. Al moet ik toegeven dat we toch vaak wel hetzelfde over fokkerij dachten.’

De beste koefamilies op stal

De liefhebberij zette door op het bedrijf in Drenthe, voortbouwend op de veestapel uit Deurne. Voor de verhuizing investeerde Nooijen in veertien drachtige pinken die voor een sprong in genetische vooruitgang zorgden. ‘Uit die lijn koeien kwam uiteindelijk de Beakoefamilie, echt goede koeien met goed exterieur. Ik had via CRV al wel eens wat koeien gespoeld en bij een van de Bea’s dacht ik: dit is zo’n beste koe, zouden ze daar geen belangstelling voor hebben?’
En die was er, want uit de Beakoefamilie komen onder andere de stieren Boreso en Wake Up. Uit het contact ontstond een goede samenwerking, met als resultaat dat Nooijen in 2014 werd gevraagd om CRV-testbedrijf te worden (zie kader onderaan). ‘Daar hoefde ik geen nachtje over te slapen, voor mij was dat direct een ja. Als testbedrijf krijg je de beste koefamilies in de stal, maar het gaat me ook om de passie. Zo betrokken worden bij het fokprogramma geeft weer nieuw elan aan de liefhebberij die ik al had in fokkerij.’

Krachtpatsers van stiermoeders

Jaarlijks krijgt de familie vijftien tot twintig dieren vanuit het holsteinfokprogramma van CRV in de stal. ‘Wij melken ze met de andere koeien, ze krijgen geen voorkeursbehandeling’, aldus Nooijen. ‘De beste dieren worden gespoeld om extra nakomelingen te krijgen. Verder gaat de stierkeuze in overleg met CRV, we kijken samen waar we naartoe willen werken.’ Soms gaat er een kalfje naar het Dairy Breeding Center in Wirdum, en soms komt er een koe terug in de stal.
De beste koefamilies op stal zijn volgens Nooijen de Pietjes. Die familie gaat terug naar de Skalsumer Pietjes, de familie achter Sunny Boy. Er lopen tien Pietjes in de stal, allemaal ingeschreven met 86 punten of meer en een goede productie. ‘Deze koeien zijn echte krachtpatsers, die zie ik het liefst. Sterk op de benen met breedte en kracht in de voorhand’, vertelt Nooijen trots, terwijl de met 89 punten ingeschreven Drostdochter Pietje 6994 voorbijloopt. Als fokkerijliefhebber wijst hij ook Tracy aan in de stal, de moeder van fokstier Delta Tornado. Verderop loopt ook Margit, de moeder van Delta Boulevard. ‘Ik haal er veel voldoening uit om zulke koeien te zien lopen’, aldus Nooijen.

Lastige keuzes in selectie

De keuze om testbedrijf te worden heeft wel gevolgen voor de fokkerij op het bedrijf. Met jaarlijks vijftien dieren erbij gaat de doorstroming sneller dan voorheen. ‘Je hebt maar beperkt ruimte in de stal, dus de selectie gaat een stuk verder en harder dan ik voorheen gewend was. Daardoor zijn we ook wat minder in staat om bepaalde koefamilies erg uit te bouwen’, zegt Nooijen.
‘We houden jaarlijks dertig vaarskalveren aan, wat in de praktijk inhoudt dat 75 procent van de melkkoeien geïnsemineerd wordt met Belgisch-witblauwsperma’, verklaart de melkveehouder. En met een hoogwaardige veestapel is het dan wel moeilijk om keuzes te maken. Waar hij voorheen nog wel eens een fokstier uitzocht op basis van productie en exterieur, draait het nu om genoomstieren die hij inzet op de genetisch beste dieren in de stal. ‘Sommige koeien vind ik van dusdanige kwaliteit dat ik ze met trots laat zien aan bezoekers, om vervolgens te moeten verkondigen dat ze met een vleesstier zijn geïnsemineerd. Dat is soms wel een beetje pijnlijk. Het is ergens zonde om daar niet mee verder te kunnen fokken.’
Als testbedrijf haalt Nooijen veel plezier uit de samenwerking die het teweegbrengt. ‘Het gaat mij er vooral om hoe mooi het is zo intensief contact met andere fokkerijliefhebbers te hebben. Tegelijkertijd gaat de fokkerij op ons bedrijf nu ook sneller naar een hoger niveau. Voor die combinatie doen we het.’

CRV-testbedrijven volgen stiermoeders in de praktijk

Het netwerk van CRV-testbedrijven bestaat uit negen commerciële melkveebedrijven, zoals het bedrijf van Nooijen, die jaarlijks enkele tientallen hoogdrachtige vaarzen ontvangen. Deze vaarzen met de allerhoogste genetica zijn afkomstig van het Dairy Breeding Center van CRV in Wirdum. Daar zijn ze als pink ingezet als embryodonor voor het holsteinfokprogramma. De kalveren van deze donoren vormen de toekomstige generatie InSire-stieren en stiermoeders. Zodra de vaarzen op de testbedrijven zijn, krijgen ze de kans om hun genetische potentie te laten zien. Zo test CRV de moeders en grootmoeders van de stieren uitgebreid in de praktijk.