De geschiedenis van fokveekeuringen gaat verder terug dan die van de stamboeken. Zo werd in het Friese Drachten in 1853 al de eerste landbouwtentoonstelling georganiseerd, op initiatief van de net opgerichte Friese Maatschappij van Landbouw. Voor de veekeuring, die de kern was van deze tentoonstelling, was een prijzenbedrag van 100 gulden beschikbaar, te besteden aan landbouwwerktuigen en gefinancierd door Koning Willem III. Gelokt door het destijds aanzienlijke prijzenbedrag was de interesse groot. Naast melkkoeien en jongvee werden op de tentoonstellingen ook veel stieren aangevoerd, vaak om als dekstier te verkopen.
Fokveekeuringen werden gezien als een probaat middel om de ‘veeveredeling te bevorderen’. ‘Hetgeen kennelijk zigtbaar was in den vooruitgang van meer veredeld vee bij iedere tentoonstelling’, constateerde men na enkele jaren.
De keuringen floreerden zolang het de boeren goed ging. Maar tijdens de grote landbouwcrisis in de laatste decennia van de negentiende eeuw liep het aantal inzenders snel terug. Dat had met de zware economische omstandigheden te maken, maar er was ook kritiek op de ondoorzichtige werkwijze van de jury.
Zo gebeurde het dat deelnemers nog tijdens de keuring teleurgesteld met hun dieren naar huis gingen. Om dit te voorkomen kozen veel organisatoren ervoor de uitslag pas een dag na de tentoonstelling bekend te maken. Bij de tentoonstelling in Sneek in 1877 werd voor het eerst een ‘omschrijving voor de grondslag van de beoordeling’ opgesteld. Hiermee wisten keurmeesters en inzenders voor de keuring waar ze aan toe waren.
Koeien al eeuwen in de kijker op keuringen
Al in de negentiende eeuw werden fokveekeuringen gezien als een probaat middel om de ‘veeveredeling te bevorderen’. Economische crises, veeziekten en weersomstandigheden maakten het organisatoren van prijskampen door de jaren heen regelmatig moeilijk. Gedoofd is het keuringsvuur nooit.
Met keurcollecties naar wereldtentoonstellingen
Het NRS en het FRS bemoeiden zich aanvankelijk niet met de plaatselijke en regionale keuringen. Wel vond op 19 april 1894 de eerste FRS-stierenkeuring plaats. Later werd deze uitgebouwd met een markt van stamboekvee. Inzenden kostte een gulden per dier en naar verluidt schakelde het stamboek stoombootdiensten in om al het vee naar Leeuwarden te vervoeren. Ook elders in het land werden centrale stierenkeuringen georganiseerd en deze trokken veel belangstelling.
De stamboeken waren opgericht om de vee-export te bevorderen en de blik was dan ook sterk gericht op het buitenland. Zo werd een keurcollectie van Nederlands vee ingezonden naar de internationale tentoonstelling in Londen in 1880. Deze was volgens de Britse pers ‘the great attraction’. Van de 37 dieren werden er 33 ter plaatse voor hoge prijzen verkocht, onder andere aan Amerikanen en Zuid-Afrikanen. Memorabel was ook de deelname van de stamboeken aan de Wereldtentoonstelling in Brussel in 1958. Vanaf half juli tot diep in oktober werden acht zwartbonte koeien uit het FRS-gebied geëxposeerd en uit het NRS-gebied acht zwartbonten, zes roodbonte mrij’s en twee blaarkoppen.
Op de eerste nationale tentoonstellingen – Arnhem had de primeur in 1895 – verzorgden de stamboeken de inzending van ‘keurcollecties’. Het initiatief voor deelname aan de keuring werd overgelaten aan individuele fokkers. Bij de nationale tentoonstelling in Den Haag in 1913 uitte een nieuwe generatie fokkers kritiek op het systeem van keuren op enkel exterieur. Van de productie van de dieren was vaak niets bekend.
Koeien op het Haagse Malieveld
Al tijdens de Eerste Wereldoorlog besloot het NRS-bestuur om na de oorlog een ‘Fokveedag voor geheel Nederland’ te organiseren. Men voorzag op de fokveemarkt toenemende concurrentie. De naar verwachting grote aantallen buitenlandse bezoekers zouden op zo’n tentoonstelling met eigen ogen kennis kunnen nemen van de kwaliteit van het Nederlandse vee. Om er ook echt een nationale tentoonstelling van te maken werd samenwerking gezocht met het FRS. De stamboeken kwamen overeen om in 1920 samen een tentoonstelling te organiseren met 600 dieren. Toen het in 1923 eindelijk zover was, haakte het FRS af vanwege onenigheid met het NRS over het over en weer erkennen van de afstamming van stamboekdieren.
Pas in 1928 waren de gelederen gesloten en werd op het Malieveld in Den Haag de eerste nationale stamboektentoonstelling gehouden. Op het driedaagse evenement werden naast runderen ook paarden, schapen, geiten en varkens geshowd.
Ondanks het succes van Den Haag besloot het NRS in 1935 weer een eigen tentoonstelling te organiseren. Het zou een vijfjaarlijkse traditie moeten worden, maar door de Tweede Wereldoorlog zou het pas veertien jaar later lukken. Het NRS vierde in 1949 het 75-jarig bestaan en de titel ‘jubileumtentoonstelling’ was dan ook snel gevonden. Tot en met 1969 vonden de tentoonstellingen iedere vijf jaar in Den Bosch plaats, in 1974, bij het eeuwfeest van het stamboek, verhuisde het evenement naar het toen nieuwe veemarktcomplex in Utrecht. In navolging van het NRS organiseerde ook het FRS iedere vijf jaar een jubileumkeuring. De eerste vond plaats in 1954 bij het 75-jarig bestaan.
NRM met internationale uitstraling
In 1982 namen FRS en NRS alvast een voorschot op de fusie die in 1984 een feit zou worden. Op agrarisch themapark de Flevohof organiseerden ze gezamenlijk een nationale show tijdens het evenement Landbouw ’82. De keuring trok naar verluidt 30.000 bezoekers die bij de zwartbonten langzaam de invloed van het holsteinbloed zagen toenemen. De roodbonten waren nog van het mrij-ras en er kwam ook een groep van twintig blaarkoppen in de ring.
Het bestuur van het in 1984 gestarte Nederlands Rundvee Syndicaat, de opvolger van de stamboeken, besloot dat een nationale show met internationale uitstraling voor een fokkerijland als Nederland nog altijd van grote waarde was. Er werd een stichting opgericht die – met partners uit het bedrijfsleven – in 1988 de Nationale Rundvee Manifestatie (NRM) organiseerde. De tweedaagse show met vakbeurs in de Veemarkthallen in Utrecht trok massaal Nederlandse veehouders en buitenlandse bezoekers van over de hele wereld, net als de nationale tentoonstellingen in de hoogtijdagen van het Fries-Hollandse ras. De formule stond vanaf de eerste editie als een huis.
Aan de tweede NRM werd eenmalig een uniek element toegevoegd. Meerdere landen kwamen met koeien naar Utrecht voor een landenwedstrijd als voorloper van latere Europese kampioenschappen. Drie daarvan zouden in de Belgische hoofdstad Brussel plaatsvinden. In 1992 nodigde de NRM-organisatie ook Vlaamse deelnemers uit en met de roodbonte Nortop sleepten ze direct een kampioenschap in de wacht. Memorabel was ook de tiende NRM in 2006, toen koningin Beatrix persoonlijk de kampioenen huldigde.
De NRM zou uiteindelijk zestien keer georganiseerd worden, de eerste veertien edities om de twee jaar. In de tussenliggende jaren organiseerde NRS-opvolger CR Delta – later CRV – regionale shows in afwisselend Noord-, Oost- en Zuid-Nederland. De laatste NRM vond in 2019 plaats in Zwolle. Pogingen om het evenement nieuw leven in te blazen strandden, omdat het niet meer lukte een sluitende begroting rond te krijgen.
Belgische nationale in Eeuwfeestpaleizen
Met het wegvallen van de NRM blijft de jaarlijkse show van de vereniging Holland Holstein Herds (HHH) over als enige nationale show in Nederland, al nam het Platform Roodbont in 2024 het initiatief voor de eerste Nationale Roodbont Show. De HHH-vereniging was begin jaren zeventig door fokkers opgericht ter promotie van het holsteinras. Inmiddels organiseerde de vereniging al meer dan dertig keer een eigen HHH-show, de laatste jaren met ondersteuning vanuit het stamboek.
In Vlaanderen speelde de nationale overheid altijd een belangrijke rol in de ontwikkeling van de veeverbetering. Zo werd na de Eerste Wereldoorlog een officiële indeling van rassen vastgelegd. Het ging onder andere om het rood ras van West-Vlaanderen, het witrood ras van Oost-Vlaanderen en het Kempisch-roodbontras. De rassenscheiding was gekoppeld aan strikte gebiedsgrenzen en bijgevolg werden er voor ieder ras en per provincie keuringen gehouden. Al voor 1900 werd een Belgische nationale prijskamp in Brussel georganiseerd, sinds 1935 in de ‘Eeuwfeestpaleizen’, gebouwd ter gelegenheid van de wereldtentoonstelling. Op de tweejaarlijkse nationale keuring tijdens de beurs Agribex komen dieren uit het Vlaams en het Waals Gewest in de ring. In plaats van de traditionele dubbeldoelrassen zijn dit nu zwart- en roodbonte holsteins. In de tussenliggende jaren zijn de Expohallen in Gent het toneel van de beurs Agriflanders met het Vlaams kampioenschap.
Keuringsvuur nooit gedoofd
Waar in de jaren vijftig en zestig Nederlandse en Vlaamse veehouders nog massaal met grote aantallen dieren naar plaatselijke keuringen gingen, kregen deze het vanaf de jaren zeventig steeds moeilijker. De veestapels op gezinsbedrijven groeiden, veehouders konden minder een beroep doen op personeel en maakten steeds meer een zakelijke afweging tussen kosten en baten. Daarbij pakken fokkers de voorbereidingen voor keuringen de laatste jaren steeds professioneler aan. Door fusies werden de regio’s waaruit deelnemers worden gerekruteerd steeds groter. Als tegenbeweging zijn videokeuringen en ‘boerenmelkkoeverkiezingen’ in opkomst.
Uitbraken van mond-en-klauwzeer gooiden al in de beginjaren regelmatig roet in het eten van de organisatoren van keuringen. Dat evenementen niet door kunnen gaan vanwege dierziekten – met als recent voorbeeld ibr en blauwtong – is dus niets nieuws. In de jaren 2020 en 2021 was het coronavirus spelbreker en de laatste jaren dwingen extreme weersomstandigheden besturen steeds vaker om keuringen af te gelasten. Hobbels hebben het keuringsvuur nooit kunnen doven. Roemrijke fokveedagen met een lange historie, zoals die van Land van Cuijk, Ommen en Deventer, verdwenen van de kalender, maar meerdere traditionele tentoonstellingen doorstonden alle stormen. Zo vindt dit jaar de 110e fokveedag Boerenlandfeest Hoornaar plaats en kon de Kokedei in het Friese Workum ook al meer dan honderd keer worden georganiseerd. De eerste landbouwtentoonstelling in het Noord-Hollandse Opmeer werd al in 1889 gehouden en de jaarlijkse Koeiemart in Woerden is gestoeld op een eeuwenoude traditie. Deze werd in 2017 ogenomen op de officiële lijst van Nederlands immaterieel cultureel erfgoed.
Vakwerk uit het verleden: bouwen aan show met uitstraling
Van de tweede NRM-editie van 1990, toen aan het evenement een unieke Europese landenwedstrijd was gekoppeld, herinnert Arie Hamoen zich nog een smakelijk verhaal. ‘In de Utrechtse Veemarkthallen was destijds op donderdag nog markt en de afspraak was dat de koeien voor de keuring aan het einde van de middag mochten worden aangevoerd. Maar de Spaanse delegatie was vroeg’, vertelt hij. En zo kwamen de ‘vacas de élite’ tussen het handelsvee terecht. De veehandelaren hadden weinig op met deze dieren. ‘Wat moeten die kapstokken hier?’, vroeg een van hen zich hardop af. Naar verluidt hebben de NRM-medewerkers de koeien ’s avonds nog moeten wassen. Hun begeleiders waren vertrokken, op stap in Amsterdam ...
Het verhaal van de Spaanse koeien is een van de anekdotes van Hamoen uit de rijke historie van de Nationale Rundvee Manifestatie. Alle edities was de oud-hoofdinspecteur erbij. Bij de laatste NRS-jubileumtentoonstelling, in 1984, verrichtte hij hand- en spandiensten. ‘Die tentoonstelling werd niet wat men ervan verwachtte en het bestuur van het “nieuwe” NRS besloot dat het tijd was voor een nieuw evenement met internationale uitstraling.’
Hamoen werd samen met sperma-importeur Piet Heemskerk naar de Canadese Royal Winter Fair gestuurd om inspiratie op te doen en het duo vloog naar Madison om te praten met de organisatie van de World Dairy Expo. ‘De kracht van de NRM was de betrokkenheid van de hele sector. Van ki-organisaties en sperma-importeurs tot partners uit het bedrijfsleven, iedereen wilde er een succes van maken’, herinnert Hamoen zich. Aan de voorbereidingen had hij zowat een dagtaak, zonder mobiele telefoon of e-mail. Avonden heb ik zitten bellen’, herinnert hij zich.
Uitstraling had het minutieus georganiseerde tweedaagse evenement vanaf de allereerste editie in 1988, ook al omdat ervoor gekozen werd om naast binnenlandse juryleden gerenommeerde buitenlanders te laten keuren.
Internationale bezoekers wisten Utrecht in groten getale te vinden en Nederlandse veehouders stonden in de file voor de veemarkt. ‘Met name de dochtergroepen waren een trekker’, vertelt Hamoen. ‘Op het hoogtepunt kwamen er in totaal bijna veertig in de ring.’ Ook de belangstelling om koeien in te zenden voor de individuele keuring was al bij de eerste editie enorm. In iedere provincie ging een team van een inspecteur met twee veehouders op pad om de voorselectie te doen. Sommige inspecteurs kwamen wekenlang niet aan bedrijfsinspectie toe.
Verantwoording: Deze serie is tot stand gekomen op basis van historische boeken waaronder ‘100 jaar N.R.S.’ en ‘Een eeuw Fries stamboekvee’ en met de hulp van medewerkers en oud-medewerkers van CRV, waaronder met name Reimer Strikwerda, Ite Hamming, Frans Kuijpers, Henk Daatselaar en Arie Hamoen.