Leden van FrieslandCampina kunnen dit jaar 1,5 cent per kilo melk beuren als ze de broeikasgasuitstoot weten te beperken tot maximaal 900 gram CO2-equivalenten per kilogram melk. En de Nederlandse coöperatie is beslist niet de enige zuivelverwerker die klimaatvriendelijker boeren beloont. Met de toeslag van FrieslandCampina kan een bedrijf met een jaarproductie van een miljoen kilo melk jaarlijks15.000 euro verdienen. ‘Dan kan het voor veehouders interessant zijn om met broeikasgassen aan de slag te gaan’, denkt René Bos, specialist veestapelmanagement bij CRV.
Iedereen kan werken aan minder broeikasgas
De gemiddelde melkproductie, het vervangingspercentage en de voerefficiëntie. Het zijn allemaal factoren die invloed hebben op de hoeveelheid broeikasgassen die vrijkomen bij de productie van melk. Nu steeds meer zuivelverwerkers betalen voor melk met een lagere koolstofvoetafdruk, wordt het financieel interessant om hierop te sturen.
Veel melk met weinig dieren
Verlagen van de broeikasgasemissie lijkt ongrijpbaar, maar is dat niet. Zo krijgen Nederlandse melkveehouders via de KringloopWijzer inzicht in de broeikasgasuitstoot van hun bedrijf, uitgedrukt in CO2-equivalenten per kilogram melk. Analyses van KringloopWijzers door onderzoekers van Wageningen UR maken duidelijk welke factoren veel invloed hebben op dit kengetal. Zo blijkt bijvoorbeeld dat een stijging van de productie van 8000 naar 8500 kg melk per koe gemiddeld zorgt voor een daling van de broeikasgasuitstoot met 37 gram CO2-equivalenten per kilo melk. En ieder jong dier dat een veehouder extra aanhoudt per tien melkkoeien, betekent gemiddeld een extra emissie van 18 gram CO2-equivalenten.‘Het is voor de koolstofvoetafdruk van de productie van melk gunstig om met zo min mogelijk dieren zo veel mogelijk melk te produceren’, vat Bos deze uitkomsten samen. ‘Dit betekent dat een hogere productie per koe helpt om de koolstofvoetafdruk van melk te verlagen. Maar het betekent ook dat een hogere levensduur van koeien positief bijdraagt. Als koeien langer blijven lopen, hoeft er immers minder jongvee te worden opgefokt voor vervanging’, legt hij uit. ‘Door te fokken op kenmerken die op een bedrijf de meeste uitval veroorzaken, krijg je vanzelf een oudere veestapel’, stelt Bos. ‘Fokken op klauwgezondheid kan klauwproblemen bijvoorbeeld met wel 20 procent verminderen. Daarnaast zijn uiergezondheid en vruchtbaarheid erg belangrijk. Ook op deze kenmerken kun je uitstekend fokken’, legt hij uit.
Voer efficiënt omzetten in melk
Uit de analyse van KringloopWijzers blijkt dat de broeikasgasemissie stijgt als de hogere productie per koe wordt behaald door relatief meer aangekocht krachtvoer te voeren. ‘Belangrijk is dus dat de veestapel een hogere productie realiseert door het beschikbare voer efficiënter om te zetten in melk’, duidt Bos deze conclusie. ‘Uit metingen op praktijkbedrijven weten we dat er grote verschillen zijn in voerefficiëntie tussen koeien en dat deze verschillen voor een belangrijk deel genetisch zijn bepaald. Het is dus goed mogelijk om te fokken op een hogere voerefficiëntie’, legt de specialist veestapelmanagement uit. ‘En uit onze metingen komt duidelijk naar voren dat koeien met een hoge voerefficiëntie zowel krachtvoer als ruwvoer efficiënter benutten.’ Veehouders die de broeikasgasemissie van hun veestapel via fokkerij willen verlagen, krijgen van René Bos dan ook het advies om stieren te gebruiken met een hoge CRV Efficiëntie. Dit kengetal bevat naast de fokwaarden voor voerefficiëntie, ook die voor productie (Inet) en levensduur. ‘Met fokken op CRV Efficiëntie fok je dus op een veestapel die in zijn geheel, dus inclusief jongvee, voer met minder verlies aan broeikasgassen omzet in melk’, verklaart hij.
René Bos, specialist veestapelmanagement: ‘Fokken op CRV Efficiëntie is fokken op een veestapel die ruwvoer en krachtvoer met minder broeikasgasverlies omzet in melk’
Vruchtbare en gezonde koeien
Fokken op een efficiëntere en gezondere veestapel is een maatregel voor de langere termijn. Ook op korte termijn kunnen veehouders al veel doen om de voerefficiëntie te verbeteren, stelt Bos. ‘Denk aan het verbeteren van de vruchtbaarheid. Als vaarzen jonger afkalven, wordt de jongveestapel kleiner en is minder voer voor opfok nodig’, geeft hij als voorbeeld. Ook optimaliseren van de tussenkalftijd helpt om de benutting van voer te verbeteren, want nieuwmelkte koeien produceren efficiënter dan oud melkte. ‘Elke veehouder weet dat alleen gezonde koeien voer efficiënt omzetten in melk. Werken aan een betere diergezondheid is dus ook een maatregel om de koolstofvoetafdruk van de melkproductie te verlagen’, vult Bos aan. ‘En ook hieraan kan fokkerij bijdragen. Stieren met een hoge CRV Gezondheid staan garant voor dochters met een betere uiergezondheid en vruchtbaarheid en minder klauwproblemen. ‘Veehouders kunnen dus nu al veel doen om de broeikasgasuitstoot per kilo melk te verlagen’, concludeert de specialist veestapelmanagement. ‘En het mooie is: al deze maatregelen leveren niet alleen minder broeikasgassen op, ze leiden ook tot een beter financieel rendement.’
CRV werkt aan fokwaarde methaan
CRV investeert, samen met onder andere Agrifirm en FrieslandCampina, in onderzoeken naar de verschillen in methaanuitstoot tussen individuele koeien. De onderzoeksresultaten worden gebruikt voor de ontwikkeling van fokwaarden voor methaan. De verschillen tussen koeien blijken namelijk voor zeker 20 tot 30 procent bepaald door verschillen in erfelijke aanleg. Hierdoor is het goed mogelijk om te fokken op koeien die minder methaan uitstoten. Uit modelberekeningen van Wageningen Livestock Research blijkt dat het haalbaar is om via fokkerij een vermindering van de methaanuitstoot met een procent per jaar te realiseren, zonder dat dit ten koste gaat van de vooruitgang op andere belangrijke kenmerken. Een fokwaarde methaan is naar verwachting in 2025 beschikbaar. Daardoor is het mogelijk om via fokkerij in 2050 minimaal 25 procent minder methaan per kilogram melk te produceren.