Joris Van Laerhoven, specialist veestapelmanagement bij CRV, hoort in de praktijk regelmatig discussies over de optimale tussenkalftijd. ‘Een groeiende groep veehouders kiest ervoor om de eerste inseminatie van hoogproductieve koeien en vaarzen wat langer uit te stellen’, merkt hij. De meeste gezondheidsproblemen doen zich immers voor in de eerste weken na afkalven. Door koeien minder vaak te laten kalven neemt het risico op problemen af, redeneren die veehouders. Bovendien hebben koeien bij een langere tussenkalftijd in hun leven ook minder droogstandsdagen. En droogzetten van koeien met een wat lagere dagproductie aan het einde van de lactatie is ook gemakkelijker. ‘Wat de optimale tussenkalftijd is, bepaalt een veehouder natuurlijk zelf’, benadrukt Van Laerhoven. Maar tegenover de argumenten voor een wat langere periode tussen twee afkalvingen plaatst hij graag de voordelen van een korte tussenkalftijd. ‘Koeien realiseren in de eerste helft van de lactatie de hoogste dagproductie. Een kortere tussenkalftijd betekent dus meer melk in de tank. Daarbij is ook de voerefficiëntie van koeien in het eerste deel van de lactatie het hoogst. Dit betekent dus dat bij een kortere tussenkalftijd meer melk met minder voer wordt geproduceerd’, legt hij uit.
Geld verdienen met vruchtbaarheidsprotocol
Met een goede vruchtbaarheid is geld te verdienen, zo laten berekeningen zien. Daarbij is het vooral financieel interessant om de gedwongen afvoer van guste koeien terug te dringen. Een protocolmatige aanpak van het vruchtbaarheidsmanagement helpt om grip te krijgen op de resultaten.
Tussenkalftijd moet keuze zijn
Voor koeien met een hoge productie kan de tussenkalftijd iets verlengen een keuze zijn, maar daarbij plaatst Van Laerhoven wel een aantal kanttekeningen. Zo ligt bij het voeren van zetmeelrijke rantsoenen, bijvoorbeeld met veel snijmais, vervetting van de oudmelkte koeien op de loer. En dat levert extra risico’s op voor de transitieperiode en de eerste fase van de nieuwe lactatie.
‘Als verlengen van de tussenkalftijd een weloverwogen keuze is, dan is daar niks mis mee’, stelt Van Laerhoven. ‘Nog te vaak zie ik dat de tussenkalftijd op bedrijven oploopt, omdat het vruchtbaarheidsmanagement niet op orde is, bijvoorbeeld omdat door onvoldoende aandacht te laat wordt gestart met insemineren of omdat de koeien te veel inseminaties nodig hebben om drachtig te worden’, constateert hij. Een andere veel voorkomende oorzaak van een ongewenst hoge tussenkalftijd is een grote spreiding tussen koeien. ‘Een deel van de koeien wordt wel vlot drachtig, maar probleemkoeien blijven te lang onopgemerkt, waardoor ze ver uitlopen. Het zijn juist deze koeien die het na afkalven extra moeilijk hebben.
Dat zorgt weer voor een grotere kans op vruchtbaarheidsproblemen in de volgende lactatie’, legt de
specialist veestapelmanagement uit.
Minder vervanging, meer melkgeld
Dat aandacht voor een goede vruchtbaarheid loont, onderbouwt Van Laerhoven met een aantal rekenvoorbeelden. Als een inseminatie (inclusief het rietje sperma) gemiddeld 32 euro kost, dan levert een verlaging van het inseminatiegetal van 3 naar 2,5 op een bedrijf met 100 koeien een directe kostenbesparing op van 1600 euro. Daar komt dan het mogelijke extra rendement door een bijkomende kortere tussenkalftijd nog bij. Hoewel een lager inseminatiegetal dus geld oplevert, is het volgens Van Laerhoven verstandig om terugkomers meer kansen te geven. ‘Als je koeien gedwongen moet afvoeren omdat ze gust blijven, kost dat veel meer geld dan een wat hoger inseminatiegetal’, stelt hij. ‘Als je het vervangingspercentage van je veestapel kunt verlagen van 25 naar 20 procent door het inseminatiegetal te laten stijgen van gemiddeld 2 naar 2,5 inseminaties per drachtige koe, dan levert dat op een koppel van 100 koeien per saldo ruim 12.500 euro extra rendement op’, rekent de specialist voor. Dit extra rendement bestaat enerzijds uit een forse kostenbesparing doordat minder vervangingsvaarzen nodig zijn, waardoor minder jongvee hoeft te worden opgefokt. Anderzijds stijgt de gemiddelde leeftijd van de veestapel. Dat levert vanzelf een hogere productie en daardoor zomaar 10.000 euro extra melkgeldinkomsten op.
Werken met vaste vruchtbaarheidsprotocollen voorkomt dat probleemkoeien onder de radar blijven
Vast protocol voorkomt problemen
Werken met vaste protocollen is volgens Van Laerhoven de sleutel naar het realiseren van goede vruchtbaarheidsresultaten, al wordt de basis natuurlijk gelegd met een goed rantsoen en management. De specialist veestapelmanagement wijst bijvoorbeeld op de waarde van het controleren van alle verse koeien en alle koeien die op 50 dagen na afkalven nog niet tochtig zijn gezien. Ook het scannen van koeien met een onregelmatige tocht en herhaalde terugkomers is volgens hem een zinvolle maatregel. ‘Uiteraard is ook drachtcontrole vanaf 35 dagen na de laatste inseminatie een essentieel onderdeel van een goed vruchtbaarheidsprotocol’, vertelt hij. Extra zekerheid kan worden ingebouwd door de dieren die drachtig zijn bevonden, op 100 tot 120 dagen na de laatste inseminatie nog een keer extra te controleren met behulp van MPR Dracht, dat wil zeggen te checken op dracht aan de hand van een mpr-monster. Ook als het gaat om insemineren kan werken met een vast protocol volgens Van Laerhoven zinvol zijn. ‘In een protocol kan bijvoorbeeld worden vastgelegd dat koeien vanaf 50 dagen na afkalven voor de eerste keer worden
geïnsemineerd en dat na de derde keer terugkomen altijd een BullsEye-stier of BullsEye Blue-sperma wordt
ingezet.’ Ook de inzet van een laatstekansembryo, bijvoorbeeld na vijf keer tevergeefs insemineren, kan onderdeel zijn van een protocolmatige aanpak om koeien drachtig te krijgen. ‘Door te werken met vaste protocollen voorkom je dat probleemkoeien onder de radar blijven. Als je dieren met afwijkingen snel in beeld hebt, kun je zo nodig direct maatregelen nemen en daarmee het aantal open dagen onder controle houden’, legt Van Laerhoven uit. Veehouders die gebruikmaken van Vruchtbaarheid op Maat, maken met hun eigen vruchtbaarheidscoördinator afspraken over controlemomenten en attentielijsten. Hiermee is een protocolmatige aanpak geborgd en wordt de veehouder ontzorgd als het gaat om de vruchtbaarheid van zijn veestapel.