Fokprogramma werd aanjager van vooruitgang

Fokprogramma werd aanjager van vooruitgang
Tops Monitor Legend

Het op wetenschap gebaseerde proef-, wacht-, fokstiersysteem bracht veel vooruitgang in de fokkerij. Zo overtuigden de prestaties van de proefstierdochters van geïmporteerde stieren veehouders langzaam maar zeker van de kwaliteiten van het Amerikaanse holsteinras.

Fokkerijprofessor Rommert Politiek zag het in 1968 helemaal voor zich. Bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar aan de Landbouwhogeschool te Wageningen schetste hij de contouren voor een op wetenschap gebaseerd fokprogramma. Politiek achtte de tijd rijp om het stierenaankoopbeleid van de 113 coöperatieve ki-verenigingen ter discussie te stellen. Ruim 60 procent van de koeien werd al via ki drachtig gemaakt en nieuwe invriestechnieken maakten het mogelijk om stierensperma voor lange tijd te bewaren. In zijn rede beschreef Politiek de basis voor het proef-, wacht-, fokstiersysteem. ‘Ki-verenigingen moeten in de eerste plaats zorgen voor voldoende jonge ki-stieren. Na inzet van deze stieren worden eerst de resultaten van het nakomelingenonderzoek afgewacht, voordat op grote schaal de geselecteerde fokstieren gebruikt worden’, legde hij uit.
De hoogleraar wees ook op het stiermoeder-inseminatieprogramma, dat bij sommige ki-verenigingen was opgezet. Hierbij werden met fokkers contracten afgesloten om hun beste koeien te insemineren met zorgvuldig geselecteerde stieren en om stierkalveren centraal op te fokken om de beste in te zetten als proefstier. Het initiatief sprak de wetenschapper duidelijk aan. Al kon wat hem betreft de selectie van stiermoeders en stiervaders wat meer gericht zijn op economische kenmerken.
In het jaar voordat Politiek zijn rede hield, kochten de Nederlandse ki-verenigingen 152 stieren van het fh-ras en 100 mrijstieren. Deze ki-verenigingen waren na de Tweede Wereldoorlog massaal opgericht en de aankoop van stieren was in handen van foktechnische commissies van veehouders. Zij maakten regelmatig een rondgang langs de vooraanstaande fokbedrijven om te zien of ze stieren van hun gading op stal hadden. Ook keuringen waren een gelegenheid om stieren aan te kopen, waarbij voor de kampioensstieren vaak forse bedragen werden neergeteld. Over de kennersblik en het fokkersoog van de leden van deze foktechnische commissies bestond geen twijfel. Maar zij moesten hun selectiewerk baseren op de eigen prestaties van de stieren en stiermoeders. Inzicht in de genetische waarde van de dieren hadden ze nog niet of nauwelijks. Afleiding door factoren als naam en showsucces lag op de loer.

Lang overtuigd van superioriteit dubbeldoel

Politiek hield zijn inaugurele rede nog in de gloriedagen van de dubbeldoelrassen. Waar Nederlandse fokkers lang overtuigd bleven van de superioriteit van het eigen fh-ras, experimenteerden Duitse ki-verenigingen midden jaren zestig al met de import van holsteinstieren uit Noord-Amerika. De eerste betrof de in 1961 geboren Pabst Ideal. Via de oostgrens kwam sperma van holsteins mondjesmaat ook bij Nederlandse fokkers terecht en op onderzoeksbedrijven werden kruisingsproeven opgezet, aanvankelijk zonder duidelijke conclusies.
NRS en FRS, destijds nog twee gescheiden stamboeken, wilden de nakomelingen van holsteinstieren niet registreren, maar gingen overstag onder de voorwaarde dat de stamboekleiding inspraak hield in de beoordeling van de geïmporteerde stieren. De mannen van ki Zuidwest-Nederland in Lexmond ervaarden dat aan den lijve toen ze in 1972 vier stieren uit Noord-Amerika hadden aangekocht. Slechts één stier, Mowry-C Bootmaker Bill, kon de minimaal vereiste 70 punten krijgen. Na veel discussie werd besloten ook de andere stieren duizend proefstierinseminaties te gunnen. Gelukkig voor de leden van de ki, want ook Keystone Ivanhoe Silver en Flemingdale Achilles Superstar bleken grensverleggende verervers. Bill werd drie jaar op rij de meestgebruikte stier van Nederland.

Beste investering ooit

De introductie van holsteinstieren bracht veel reuring in de fokkerij, maar veehouders gooiden nog niet massaal het roer om. In 1978 had tien procent van de bij het NRS geregistreerde zwartbonte kalveren een holsteinstier als vader. Een belangrijke rol bij de holsteinisatie speelde de in 1974 door (jonge) veehouders opgerichte Studievereniging Noord-Amerikaanse Zwartbonten. Het was deze hf-vereniging die aandrong op een importprogramma voor Amerikaanse holsteinstieren. Dit gezamenlijke programma zou later omschreven worden als ‘de beste investering aller tijden’ dankzij stieren als Tops, Senator, Magic, Scotty, Amos, Bert en Nehls.
Aan de gezamenlijke import van holstienstieren kwam een abrupt einde toen de import van levend vee uit de VS om veterinaire redenen verboden werd. Gelukkig was op dat moment de techniek van embryotransplantatie volop in ontwikkeling, waardoor via embryo’s alsnog Amerikaanse genetica kon worden ingevlogen. Aanvankelijk gebeurde dit via twee programma’s: het Etazon-programma van de ki’s Oost en Zuid met als boegbeelden onder andere Etazon Celsius en Etazon Labelle en het Delta-programma van KI NoordWest met als boegbeeld Delta Cleitus Jabot. Na enkele jaren kwamen de gescheiden programma’s samen onder de paraplu van Holland Genetics.

Nucleus wordt hofleverancier

Op het hoogtepunt, begin jaren negentig, had Etazon 150 stiermoeders in de VS gestald en in 1993 waren al rond de 13.000 embryo’s naar Nederland overgevlogen. Hiermee leverden de importprogramma’s niet alleen veel invloedrijke stieren, ze legden ook een brede genetische basis voor een eigen kernfokprogramma (nucleus), die later onder de naam Delta officieel vorm zou krijgen. Vrouwelijk fokmateriaal uit het Etazonprogramma werd ook aan Nederlandse veehouders aangeboden via veilingen. Daarnaast hadden veehouders door gebruik van de beste holsteinstieren uit de toonaangevende fokkerijlanden hun eigen veestapels in rap tempo op een hoger genetisch plan gebracht. Hierdoor konden ook in de Nederlandse praktijk steeds vaker stiermoeders worden geselecteerd. Het importprogramma kon worden afgebouwd, al bleef de openheid van de fokkerij gewaarborgd via de import van sperma van internationale topstieren en de aankoop van embryo’s door particuliere fokkers en handelaren. Een mooi bewijs van genetische vooruitgang leverde de in 1985 geboren Skalsumer Sunny Boy. Hij was een zoon van de uit Amerika geïmporteerde Nehls uit een dochter van de Canadese stier Sheik.
De Delta-nucleus is inmiddels de belangrijkste leverancier van stieren in het aanbod van CRV, al worden zeker ook nog stiermoeders in de praktijk gecontracteerd. Kloppend hart van de nucleus is het in 2017 geopende Dairy Breeding Center (DBC) in Wirdum, waar een 400-tal pinken zijn gestald voor de winning van embryo’s. De Delta-nucleus heeft een open karakter, dat wil zeggen dat via de aankoop van kalveren van buiten het fokprogramma steeds vers bloed wordt ingebracht. Drachtige pinken verhuizen van het DBC naar een van de CRV-testbedrijven, waar ze hun potentie in de praktijk kunnen tonen.
Embryo’s uit Wirdum worden ingezet bij veehouders waarmee CRV afspraken heeft gemaakt. De allerhoogste stier- en vaarskalveren koopt CRV terug, maar met de vaarskalveren die overblijven, versterken de Elitebedrijven hun eigen veestapel.

Mrij holsteiniseerde geleidelijk

De introductie van het holsteinras verliep bij het mrij-ras veel meer geleidelijk dan bij het fh-ras. Zo werd lang gespeeld met de gedachte van een eenmalige kruising. Ook werd meer gebruikgemaakt van de eigen Nederlandse moederlijnen en stieren met 50 en 75 procent holsteinbloed. Maar uiteindelijk zou holstein in de meeste roodbonte veestapels het mrij-bloed verdringen. Vroege wegbereiders van de holsteinisatie waren rode holsteinstieren uit Canada, zoals Topper en Triple Threat. Maar het waren door Nederlandse ki-organisaties in Duitsland aangekochte stieren als Alpenrex en Franko die voor een doorbraak zorgden, later gevolgd door in Nederland geboren stieren als Leon, Robert 5, Clara’s Orkan, Liza 97’s Caveman, Pigeonwood en Marty en de in Duitsland gefokte Allure en Stadel. Eind jaren negentig maakten Kian en Classic de weg vrij voor de inzet van roodbonte stieren op zwartbonte koeien. Inmiddels zijn rood- en zwartbontfokprogramma’s vergaand met elkaar verwerven.
Vlaamse ki-verenigingen kochten hun rood- en zwartbonte stieren aanvankelijk vooral in Nederland. Maar ook hier kwam in de loop van de jaren zeventig het dubbeldoelkarakter van de verschillende traditionele rassen ter discussie te staan. Zo kende de Nederlandse hf-studievereniging ook enkele enthousiaste Vlaamse leden, waaronder de secretaris van de Antwerpse ki-vereniging Jan Franken. Via verschillende wegen werd zo ook in Vlaanderen het holsteinras geïntroduceerd. Vlaamse ki-organisaties testten lange tijd holsteinstieren uit de Verenigde Staten, simultaan met de Amerikaanse stiereigenaren.
De gemeenschappelijke exploitatie van roodbonte stieren tussen destijds CR Delta en VRV zorgde voor een snelle holsteinisatie van de Vlaamse rode dubbeldoelrassen en maakte later de weg vrij voor een Nederlands-Vlaams fokprogramma en het ontstaan van CRV.

Stamboom terug naar Etazon

Het door professor Politiek beschreven proef-, wacht-, fokstiersysteem verloor beetje bij beetje meerwaarde met de ontwikkeling van genoomfokwaarden, waarover later in deze serie meer. De hoogste genoomstieren worden op grote schaal gebruikt zodra ze beschikbaar komen. Mede hierdoor is het jaarlijks aantal ingezette stieren fors teruggeschroefd. Zo introduceerde CRV afgelopen jaar zestig nieuwe holsteinstieren.
De populariteit van genoomstieren resulteert in zeer betrouwbare fokwaarden zodra deze stieren dochters aan de melk krijgen. In april van dit jaar bijvoorbeeld kreeg Delta Endless rf zijn eerste fokwaarde op basis van prestaties van zijn dochters. Dat waren er direct al bijna 500. De stamboom van Endless leidt in negen generaties terug naar Delta Esmeralda, een Delta-donor van het eerste uur die als embryo vanuit Amerika naar Nederland kwam. Zij is een dochter van een van de bekendste Etazon-koeien, Walkup Bell Lou Etta. Ook Endless’ vader Delta Jacuzzi stamt uit een moederlijn waarvoor het Etazon-programma de basis legde.

Vakwerk uit het verleden: met jenever op stiermoederjacht

Begin jaren tachtig startten de Nederlandse ki-verenigingen programma’s voor de import van embryo’s. Tonny Koekkoek (65) was destijds foktechnisch medewerker bij KI Oost en vloog samen met onder andere Jacob Chardon, de architect van het nationale fokprogramma, geregeld de oceaan over. ‘We zorgden ervoor dat we op het kantoor van het rekencentrum waren als de koe-indexen werden gepubliceerd om daar tot diep in de nacht de uitdraaien door te spitten’, herinnert hij zich. Met behulp van een grote ‘road atlas’ planden de foktechnische mannen hun route langs potentiële stiermoeders. ‘Navigatie of mobiele telefoon hadden we niet’, legt Koekkoek uit. ‘We belden de veehouders waar we op bezoek wilden vanuit het motel. Gelukkig hadden de meesten telefoon in de stal.’
Op hetzelfde moment dat Koekkoek en zijn collega’s actief waren, doorkruiste ook een aankoopcommissie van KI NoordWest de VS, onder leiding van foktechnische man Ate Lindeboom. Waar zij zich richtten op embryocontracten voor het Delta-programma, kocht KI Oost, later samen met KI Zuid onder de naam Etazon, stiermoeders aan. Deze werden gestald op het embryowincentrum Em Tran in Pennsylvanië. In de twee tot drie weken dat een aankoopreis duurde, maakt de huurauto zo maar vijfduizend kilometer en werden tien tot twintig koeien aangekocht.
Ook binnen Nederland was er in de jaren tachtig een stevige concurrentiestrijd tussen ki-verenigingen om de hoogste stiermoeders. ‘Alle informatie werd per post verstuurd en we wisten precies wanneer de uitdraaien met koe-indexen vanuit Arnhem kwamen’, herinnert Koekkoek zich. ‘Dan stonden we ’s ochtends om vijf uur bij het postkantoor in Lochem. In ruil voor een fles jenever viste de postmedewerker de envelop vast uit de stapel. Zo legden we als eerste contact met de eigenaren van interessante stiermoeders.’

Verantwoording: Deze serie is tot stand gekomen op basis van historische boeken waaronder ‘100 jaar N.R.S.’ en ‘Een eeuw Fries stamboekvee’ en met de hulp van medewerkers en oud-medewerkers van CRV, waaronder met name Reimer Strikwerda, Frans Kuijpers en Tonny Koekkoek.