Ervaren bestuurder kent kneepjes van coöperatie

Piet Boer
Piet Boer

Met veertig jaar bestuurservaring is Piet Boer de nestor in de raad van commissarissen van CRV. ‘Als veehouders zijn we kleine schakeltjes in een grote keten. We moeten samenwerken om verschil te maken’, geeft hij als motivatie voor zijn inzet voor boerencoöperaties.

Het is een autoritje van twaalf minuten van de boerderij aan de zuidrand van oostelijk Flevoland naar het woonhuis in Dronten. Piet Boer kan de route inmiddels dromen. Het leven van de 64-jarige melkveehouder en boerenbestuurder is in een nieuwe fase beland. Het huis bij de boerderij in Biddinghuizen wordt sinds afgelopen zomer bewoond door het jonge gezin van bedrijfsopvolger Sander. Boer senior heeft samen met zijn vrouw Tineke een burgerwoning in het dorp betrokken. De afstand tot de boerderij mag dan letterlijk groter zijn, de werkdag van de melkveehouder begint nog altijd om 5.00 uur ’s ochtends in de stal. Ook doet hij nog de bedrijfsadministratie. Maar waar veel leeftijdsgenoten afbouwen, pakte Boer een nieuwe bestuurlijke uitdaging op als commissaris van CRV.

Vinkjes bij alle functie-eisen

‘Na een intensieve bestuurstermijn als voorzitter van de rvc van FrieslandCampina ben ik wat meer thuis gebleven om samen met onze zoon het bedrijf klaar te maken voor overname. Zo bouwden we in 2018 een nieuwe stal en groeide de veestapel van 150 naar 215 melkkoeien’, vertelt de ondernemer. ‘Maar nu Sander steeds meer de verantwoordelijkheid overneemt, krijg ik weer ruimte voor bestuurswerk. Ik had de vacature voor commissaris bij CRV al eens gezien en geconstateerd dat ik vinkjes kon zetten bij alle functie-eisen’, herinnert hij zich. ‘Maar anderen trokken mij over de streep om te solliciteren.’

Boer raakte als has-student al gefascineerd door fokkerij. Als jonge veehouder kocht hij embryo’s uit Amerikaanse koefamilies en draaide mee in het topfokkerijcircuit, waarbij ook stiertjes werden geleverd aan ki-organisaties. Nog altijd lopen in de stal nazaten van aangekochte embryo’s. Maar toen bestuurswerk meer tijd ging vragen en de topfokkerij kennisintensiever werd, besloot Boer eruit te stappen. Sindsdien selecteert hij enkel de beste stieren en laat hij het maken van
paringen over aan het SAP, waarbij de laatste jaren ook aAacodes worden meegenomen. Sinds Sander in de maatschap zit, is de fokkerij zijn domein. ‘Ik insemineer nog wel de koeien, maar hij bepaalt met welke stieren’, vertelt Boer. Bij liefhebberij in fokkerij hoort wat de familie Boer betreft ook deelname aan keuringen. ‘Wij vinden het belangrijk dat keuringen georganiseerd blijven worden. Ze zijn een podium voor de sector. En werken met goede koeien is de basis voor plezier in het vak.’

Coöperatieve veehouders beter af

Met ruim veertig jaar bestuurswerk op de teller is Boer de ‘nestor’ in de raad van commissarissen van CRV. ‘Het is leuk om te werken met een relatief jong team van leergierige en talentvolle bestuurders. En het geeft me veel voldoening om daar met mijn bestuurlijke ervaring wat aan toe te kunnen voegen’, vertelt hij. Boer heeft als bestuurder coöperatieve bedrijven zien floreren, maar ook geleerd dat boerenbestuurders soms stevige beslissingen moeten nemen als de organisatie uit koers dreigt te raken. ‘Je moet als boerenbestuurder niet op de stoel van de directie gaan zitten’, leerde hij. ‘Maar je moet als toezichthouder de directie wel duidelijke kaders meegeven. Als er te veel afstand ontstaat tussen management en bestuur gaat het mis. Dan gaat de directie een eigen koers varen, worden bestuurders niet meer volledig geïnformeerd en herkennen leden zich op den duur niet meer in hun coöperatie.’ Boer raakte in zijn jeugd al bestuurlijk betrokken bij de jongerenraden van verschillende coöperaties. ‘Als veehouders zijn we kleine schakeltjes in een grote keten. We moeten samenwerken om verschil te kunnen maken. En dat geldt in goede tijden net zo sterk als in slechte tijden’, benadrukt hij. De bestuurder stelt met zorg vast dat de collectiviteit in de sector de laatste jaren onder druk staat. Hij vindt het lastig te begrijpen dat collega’s om een paar centen meer melkgeld hun zuivelcoöperatie inruilen voor een particuliere verwerker. ‘Met de huidige krapte op de melkmarkt lijkt dat aantrekkelijk’, erkent hij. ‘Maar er ontstaat weer nieuw evenwicht in de markt. Op lange termijn zijn coöperatieve veehouders altijd beter af’, is zijn overtuiging. ‘Daarbij fungeert een sterke coöperatie als prijszetter in de markt.’ Bij coöperatief ondernemen hoort wat de ervaren bestuurder betreft oog voor de belangen van alle leden, ook als ze een minderheid vormen. Als concreet voorbeeld wijst Boer op de positie van vleesveehouders binnen CRV. ‘Vleesveehouders leveren dan misschien een bescheiden bijdrage aan de omzet, ze zijn volwaardig lid van de coöperatie. En melkveehouders en vleesveehouders hebben elkaar nodig. De vleesveehouderij kan meeliften op de ontwikkeling van producten voor de melkveehouderij, zoals managementprogramma’s en genoomfokwaarden. Maar omgekeerd heeft CRV dankzij gepassioneerde vleesveefokkers een sterk aanbod van vleesstieren voor de gebruikskruising.’

Bestuursstructuur geeft slagkracht

Kom bij Piet Boer niet aan met de veronderstelling dat coöperaties traag opereren. ‘Natuurlijk moeten belangrijke besluiten aan de leden worden voorgelegd. Maar een coöperatie kan beslist slagvaardig handelen als de bestuursstructuur daarop is ingericht. Een complexe bestuursstructuur, bijvoorbeeld in een samenwerkingsverband, kan de ontwikkeling van een coöperatief bedrijf echter ook in de weg staan. Bij CRV is de fusie tussen CR Delta en VRV goed gelukt’, stelt Boer vast. ‘Vlaamse en Nederlandse veehouders werken constructief samen omdat ze zijn doordrongen van het gezamenlijk belang.’ CRV heeft geen florissant financieel jaar achter de rug. En de verwachtingen voor de toekomst zijn onzeker. ‘Daarom is het goed dat met een reorganisatie in Nederland-Vlaanderen wordt geanticipeerd op krimp van de veestapel. Maar we moeten ook kritisch durven kijken naar de resultaten van de CRV-bedrijven in het buitenland’, vindt Boer. ‘De gedachte achter internationale groei is goed. Daarmee kunnen we de fokprogramma’s betaalbaar houden voor de leden in Nederland en Vlaanderen. Er kunnen strategische overwegingen zijn om in bepaalde markten actief te zijn en dochterbedrijven mogen door tegenslag tijdelijk een minder goed resultaat laten zien. Maar uiteindelijk moeten de buitenlandse activiteiten structureel bijdragen aan het resultaat van CRV. Als dat niet meer zo is, moeten bestuurders de balans durven opmaken.’